Hoe is het gesteld met de digitale (on)gelijkheid in België?

Dit artikel is deel van Digitale inclusie

De aanhoudende COVID-crisis heeft sinds 2020 bepaalde ongelijkheden aangescherpt en naar de oppervlakte gebracht. Een aanvullende studie op de Barometer Digitale Inclusie van de Koning Boudewijn Stichting geeft meer inzicht. 

Een onderzoek van de Koning Boudewijnstichting, smit-VUB en UCL op basis van statistieken van Statbel en Eurostat

Uit de studie blijkt dat de digitalisering van België vooral voor sociaal, cultureel en economisch gegoede groepen zijn vruchten afwerpt. Er is in België sprake van vier soorten digitale ongelijkheid: 

Toegang tot internet & digitale technologieën

91%

van de Belgische huishoudens

had in 2020 een internetverbinding. 9% had dat dus niet: dat gaat om bijna 449.000 huishoudens in België.

± 2 op 10

van de huishoudens met een laag inkomen (19%)

beschikt niet over een internetverbinding. Dat komt neer op bijna 305.000 huishoudens in België. Bij de huishoudens met hogere inkomens hebben we het over slechts 1%.

We zien dus dat hoewel het overgroot deel van de huishoudens verbonden is met het internet, er nog steeds grote ongelijkheden bestaan, zowel op vlak van inkomen, gezinssamenstelling/situatie als leeftijd.

  • Zo hebben de huishoudens met een gezinsinkomen lager dan 1200 euro netto bijna acht keer minder kans om thuis op het internet aangesloten te zijn dan degenen met een netto gezinsinkomen boven 3000 euro.
  • Ook alleenstaanden zijn kwetsbaar: zij hebben drie keer minder kans om thuis een internetaansluiting te hebben dan niet-alleenstaanden.
  • Als laatste heeft ook leeftijd een invloed: 1 op de 5 ouderen (65-74 jaar) hebben geen verbinding, vergeleken met het algemene gemiddelde van 1 op 10.

Kwaliteit van de internetaansluiting

1 op 3

Belgen

heeft enkel toegang tot het internet via hun smartphone (mobiel). 

3 x meer

vrouwen dan mannen

hebben kans om enkel via hun smartphone internetverbinding te maken.

Voor een derde van de Belgen is het dus een realiteit dat ze uitsluitend verbinden met het internet via de smartphone. Dit zijn bovendien voornamelijk vrouwen en personen met een lage opleiding. 

Het is misschien subtieler dan het bezit van een internetaansluiting, maar ook kwaliteit van een internetaansluiting bepaalt de toegang tot de digitale samenleving. Wanneer je bijvoorbeeld alleen een smartphone hebt om met het internet te connecteren, wordt professioneel gebruik lastiger. Denk aan (verplicht) telewerken of aan jongeren die via hun smartphone hun huiswerk moeten maken.

Opvallend ook is het gewestelijk verschil op vlak van dubbele internetaansluiting (mobiel én vast): in Vlaanderen hebben veel meer mensen (41%) het comfort van een dubbele internetaansluiting dan in Wallonië of Brussel (26%).

Opnieuw speelt ook inkomen een rol: in de groep met hoge inkomens zien we dat ze vaker een vaste internetaansluiting hebben dan degenen met een laag inkomen. Hoge inkomens hebben drie keer meer kans dan lage inkomens om een vaste aansluiting te hebben (49% tegenover 15%). Bovendien hebben de lage inkomens ook vier keer meer kans dan de hoge inkomens om maar één enkele mobiele verbinding te hebben (20% tegenover 4%).

Gebruik van internet 

1 op 4

Belgen tussen 16 en 74 jaar

staat ver af van de digitale omgeving: 7% gebruikt geen internet, 17% gebruikt internet in beperkte mate.

56%

van de 55- tot 74-jarigen

is een niet- of amper internetgebruiker. Meer dan twee derde van hen is tussen de 65 en 74 jaar.

Ook al lijkt het soms alsof iedereen vlot mee is met de nieuwe digitale samenleving, niets blijkt minder waar. Een kwart van de Belgen staat ver af van de digitale wereld, omdat ze het internet niet of amper gebruiken. Dit aantal is in sommige kwetsbare groepen hoger dan in andere: 

  • Zo is maar liefst 43% van de laagopgeleiden geen of nagenoeg geen internetgebruiker, wat vier keer hoger ligt dan degenen die hoger opgeleid zijn (9%).
  • Ook de lage inkomens hebben het hier moeilijk, aangezien 45% van hen het internet niet of amper gebruikt, tegenover 11% van degenen met een hoog inkomen.

Maar let op: 10% van de niet-gebruikers (of bijna niet-gebruikers) is tussen de 16-24 jaar. De meesten hiervan zijn laagopgeleid. Digital natives zijn dus vooral hoogopgeleide jongeren.

Het gebruik van essentiële online diensten

Eerst ter verduidelijking: onder essentiële digitale diensten vallen administratieve diensten, bankdiensten, gezondheidszorg, etc. Ook dienstverlening gelinkt aan het kopen en verkopen van goederen en diensten (e-handel) worden hiertoe gerekend.

43%

van de laagopgeleiden

deden hun administratie online in het jaar voor de bevraging, tegenover 83% van de hoger opgeleiden.

77%

van de Belgen met een hoog inkomen

maakt gebruik van essentiële digitale diensten tegenover slechts de helft van de lage inkomens. Dat is een verschil van bijna 30%.

We zien dus dat het opleidings- en inkomensniveau een sterke rol speelt in het gebruik van allerlei diverse digitale diensten, alsook het hebben van een dubbele internetaansluiting (mobiel en vast) en gevarieerd internetgebruik. Internetgebruikers met een beperkt gebruik maken daarentegen 90% minder kans om aan online administratie te doen. Zij maken ook 80% minder vaak gebruik van onlinebankieren en e-handel en zelfs tot 95% minder vaak gebruik van e-gezondheidsdiensten.

Opvallend is verder dat - ondanks het toegenomen gebruik van het internet door jongeren - overheidsdiensten zeer weinig gebruikt worden door 16- tot 24-jarigen:

  • Bijna een op de twee jongeren (48%) maakt geen gebruik van e-administratie, wat 10% meer is dan bij 55- tot 74-jarigen.
  • Bijna een kwart van hen (23%) zegt er bijna nooit gebruik van te maken.

Tot slot

Het internet en de opmars van online (essentiële) dienstverlening heeft dus zeker zijn voordelen bewezen, maar blijft minder toegankelijk voor ouderen, laaggeschoolden en de financieel minst daadkrachtigen. Voor veel mensen betekent de ‘administratieve vereenvoudiging’ door de digitalisering daardoor niet noodzakelijk een vereenvoudiging van de stappen die zij moeten zetten. 

Lees het volledige rapport

Benieuwd naar alle cijfers? Je kan het volledige rapport online doornemen. 

Gepubliceerd op 18 november 2021