4 voorwaarden om te voorkomen dat kansarme jongeren uit de digitale boot vallen

Dit artikel is deel van Digitale inclusie

Kansarme kinderen en jongeren lopen jammer genoeg de kans om ook digitaal uit de boot te vallen. Vanuit de vaststellingen bij deze kwetsbare groep en hun gezinnen, formuleren we 4 voorwaarden die deze digitale uitsluiting kunnen voorkomen. 

Toegang tot hardware, software en internet

Kwalitatieve toegang is een basisvoorwaarde, want niet alle kinderen beschikken over een smartphone met internet of over een laptop. 

5% van de lagere schoolkinderen in Vlaanderen heeft thuis geen laptop, tablet of vaste computer. 3% heeft geen een smartphone. 13% van de jongeren in het secundair onderwijs gebruikte nog nooit een laptop, tablet of desktop.[1] Maar liefst 66% van de kwetsbare jongeren had tijdens de coronacrisis geen laptop of desktop.[2]

Hierbij zijn twee kanttekeningen belangrijk:

  • Het aantal digitale toestellen van een huishouden kan een vertekend beeld geven. Je kan als (kansarm) gezin met vier kinderen dan wel verschillende toestellen hebben, al je slechts één laptop hebt, hoe kunnen al je kinderen dan afstandsonderwijs volgen? 
  • Ook de kwaliteit van de internetverbinding, de software en het toestel is belangrijk. Een online les volgen via een slechte internetverbinding of verouderd toestel werkt leer- of werkachterstand in de hand.

De juiste digitale competenties

Naast toegang, zijn ook digitale competenties een noodzakelijke voorwaarde. De kennis (weten), vaardigheden (kunnen) en attitudes (houding, willen, durven) zorgen ervoor dat je actief, creatief, kritisch en bewust kan bewegen in de digitale maatschappij. Het kunnen gebruiken van digitale toepassingen staat dus niet gelijk aan volwaardig kunnen deelnemen aan de digitale maatschappij.

30% van de kwetsbare jongeren tussen 18 en 25 jaar geeft zichzelf tussen een 6 op 10 of minder als het gaat over het gebruik nieuwe technologieën.[3] 15% van de jongeren mijden technologie omdat ze er niet vertrouwd mee zijn of het niet snappen. 32% geeft aan dat ze niet klaar waren om plots alles online en digitaal te doen.[4] Ook de redenen om digitale media te gebruiken verschillen. Kwetsbare groepen (ook jongeren) gebruiken digitale technologie vaker als entertainment terwijl andere groepen meer voordelen halen uit technologie (netwerk, werk, studies ...).[5]

Concreet: een jongere kan misschien wel gemakkelijk een Facebook profiel aanmaken, maar heeft die de nodige vaardigheden om valse, misleidende nieuwsberichten te kunnen onderscheiden van feiten? Heeft een tiener voldoende inzicht en kennis om te begrijpen dat Facebook de gebruikersdata gebruikt om gerichte advertenties op de Facebook-feed te plaatsen?

Een sterk digitaal netwerk

Omringd zijn door een sterk ondersteuningsnetwerk is een derde voorwaarde om digitaal mee te zijn, omwille van twee redenen: 

  • Elke jongere zou bij een digitale buddy terecht moeten kunnen om de digitale competenties te versterken of om er op z’n minst mee te helpen .
  • Een ondersteuningsnetwerk bepaalt de impact van de gevolgen van je digitale uitsluiting. Want zo'n netwerk kan negatieve gevolgen deels opvangen. 

Concreet: een jongere heeft recht op een studietoelage. De jongere of ouders slagen er niet in om de online aanvraag te doen. In het beste geval kan een familielid of vriend hen helpen om de aanvraag in te dienen. Of misschien krijgen ze hulp van een jeugdwerker of hulpverlener. De jongere kan uiteindelijk toch de studietoelage aanvragen. Door een ondersteuningsnetwerk blijven de gevolgen van de digitale uitsluiting beperkt. Maar als de jongere de studietoelage door het gebrek aan hulp toch zou mislopen, kan die niet studeren en loopt die zo jobkansen mis. Een vicieuze cirkel. 

Inclusion by design 

De laatste voorwaarde is dat digitale toepassingen ontworpen zijn volgens de ‘inclusion by design’ principes. Websites en applicaties zijn dan intuïtief en gebruiksvriendelijk gebouwd en gebruiken eenvoudige taal. Zo zijn er geen extra digitale drempels.

Kinderen en jongeren die digitaal minder vlot zijn of de taal niet volledig machtig, kunnen zo toch toestellen, websites, tools ... gebruiken. Hiervoor bestaat een wettelijk kader. Zo moeten alle overheidswebsites voldoen aan bepaalde richtlijnen (de WCAG-normen). Maar in de realiteit zien we dat dit niet altijd het geval is en dat de richtlijnen soms ook niet voldoende zijn. 

Wat kan je als jeugdwerker of jeugdhulpverlener doen aan digitale uitsluiting?

Gepubliceerd op 2 december 2021