Wat zijn de zorgen?
De vraag vertrekt vanuit heel wat bezorgdheden die onder andere leven bij ouders over de invloed die sociale media kunnen hebben op het welzijn van kinderen en jongeren.
Vanuit een bezorgdheid over het welzijn van kinderen en jongeren rijst steeds meer de vraag of het nodig is om een minimumleeftijd van 16 jaar voor sociale media in te voeren in Vlaanderen of België. Als Vlaams Kenniscentrum Digitale en Mediawijsheid krijgt Mediawijs daar heel wat vragen over. Het antwoord op die vragen is jammer genoeg niet eenvoudig. Gebaseerd op wat onderzoek ons leert, is het vooral genuanceerd. Bovendien is het ook belangrijk om rekening te houden met hoe de verschillende stakeholders hier naar kijken, niet in het minst met de mening van jongeren, want het gaat ook over hun kinderrechten in de digitale omgeving.
Deze visietekst is een initiatief van Mediawijs in samenwerking met heel wat partners. We beschouwen deze visietekst als een 'work in progress'. Nieuwe inzichten en onderzoeken zullen stelselmatig toegevoegd worden. Heb je vragen hierover? Contacteer dan onze collega Karen Linten.
Samenvattend ziet Mediawijs het samen met de netwerkpartners als volgt.
De vraag vertrekt vanuit heel wat bezorgdheden die onder andere leven bij ouders over de invloed die sociale media kunnen hebben op het welzijn van kinderen en jongeren.
Zien ze geen inhouden die niet op hun maat zijn of die een negatieve invloed kunnen hebben zoals tips voor of voorbeelden van anorexia of zelfdoding, extreme seksuele beelden of geweld, discriminerende inhoud over vrouwen of mensen met specifieke achtergrond, desinformatie … en spelen hun data en algoritmes dat in de kaart?
Zullen ze zich onzeker of eenzaam voelen door wat ze zien op sociale media (schoonheidsidealen, perfecte plaatjes, anderen die “leukere” dingen doen …). Of ontwikkelen ze een laag zelfbeeld of een negatief lichaamsbeeld?
Komen ze online niet op een gevaarlijke manier met anderen in aanraking en moeten we hen hier niet beter tegen beschermen? Zetten ze niet te veel gegevens en beelden van zichzelf en hun omgeving online?
Zullen ze kunnen weerstaan aan de technieken die sociale media platformen gebruiken om mensen zo lang mogelijk op hun platform te houden, werkt dat niet verslavend, zullen ze niet te weinig slapen, te weinig bewegen en te weinig offline contacten en activiteiten ontwikkelen?
Zorgen die korte filmpjes, spelletjes, meldingen … niet voor een voortdurend aandachtsverlies, een voortdurende stress en een hersenontwikkeling met onvoldoende concentratie, focus en leervermogen?
De digitale wereld wordt steeds complexer, waardoor je steeds meer gevorderde competenties nodig hebt. Dat zal in de toekomst - zeker ook met de verdere ontwikkelingen van GenAI - nog meer nodig zijn. Het is dan volkomen begrijpelijk dat we bezorgd zijn over het welzijn van onze kinderen en jongeren, en dat er gezocht wordt naar maatregelen om de digitale wereld voor hen een betere plek te maken.
Het vastleggen van een minimumleeftijd voor sociale media op 16 jaar klinkt dan aantrekkelijk, maar is dat wel aangewezen en effectief? En zijn al die zorgen wel terecht? Toont onderzoek wel effectief al die schadelijke effecten? En lost een minimumleeftijd alle problemen op?
Voor heel veel jongeren bieden sociale media de mogelijkheid om hun eigen identiteit verder te ontwikkelen, sociale contacten te onderhouden, informatie te vinden … Jongeren in een kwetsbare situatie vinden vaak steun en lotgenoten online. Volwassenen zien online en offline leven vaak (nog) als iets gescheiden of iets dat je kunt scheiden. Voor jongeren lopen die in elkaar over. Waar voor de meerderheid van de jongeren sociale media een handig element zijn in hun dagelijkse leven, zien we voor specifieke groepen en specifieke situaties - zeker op korte termijn - duidelijke positieve effecten ten opzichte van het niet gebruiken van sociale media. Sociale media gebruiken kan dan ook gezien worden als een “provisie” of voorziening op basis van hun kinderrechten.
Blootstelling aan risico’s is echter niet hetzelfde als schade ondervinden. Het is ook niet omdat je je in het verkeer begeeft, dat je automatisch een ongeluk hebt. Bij een aantal van die risico’s (zoals een negatief lichaamsbeeld ontwikkelen) werden negatieve effecten ook effectief aangetoond. Sociale media kunnen - samen met heel wat andere factoren - ook een negatief effect hebben op je mentale en fysieke gezondheid. De aangetoonde effecten gelden niet zomaar voor ‘alle jongeren’ of voor alle vormen van sociale media gebruik. Ze komen meestal voor bij een procentueel kleinere groep, in specifieke contexten, met specifieke persoonlijkheidskenmerken en specifieke manieren van sociale media gebruiken. Meestal gaat het om een verband of een versterkend effect, zelden om een oorzakelijk verband. Maar ook al is de groep die een negatief effect ervaart een minderheid, ook die groep heeft recht op “protectie” op basis van hun kinderrechten. (Voor een recent vakoverschrijdend wetenschappelijk overzicht van de effecten van sociale media op het fysieke en mentale welzijn van kinderen en jongeren, zie o.a. Manolios et al. (2025), JRC Publications Repository, Minors’ health and social media: an interdisciplinary scientific perspective.)
Kinderrechten zijn niet zomaar inwisselbaar. Provisie en protectie moeten in balans zijn en hand in hand gaan met participatie. Om goede maatregelen te treffen is het belangrijk om te kijken naar wat jongeren online doen. Welke sociale media gebruiken jongeren en wat doen ze op die sociale media? Daarnaast moeten we ook rekening houden met verschillen op vlak van persoonlijkheidskenmerken en kwetsbare contexten, om te weten welke jongeren effectief schade ondervinden van sociale media gebruik. Op die manier kun je daar gepaste ondersteuning en maatregelen voor voorzien. Leeftijdsadequate maatregelen vormen een belangrijke pijler van een kinderrechtenaanpak, net als rekening houden met doelgroepen in kwetsbare situaties en met hun mentale ontwikkeling, ook wanneer die anders verloopt dan je op basis van leeftijd zou denken. Sociale media zijn niet gemaakt op maat van kinderen en jongeren. De betrokken bedrijven vertrekken van een model van winstmaximalisatie. Daarbij nemen ze veel te weinig effectieve maatregelen ten opzichte van de risico’s voor de gebruikers, zowel voor kinderen en jongeren, als voor volwassenen en moeten ze gedwongen worden hier meer verantwoordelijkheid in te nemen en ‘safety by design’ te voorzien. Bovendien is het belangrijk dat jongeren zelf verantwoord leren omgaan met sociale media, zodat ze ook online hun autonomie kunnen versterken.
Een verbod op sociale media tot 16 jaar is een radicale maatregel, die minder aangewezen is en onvoldoende oplossingen biedt voor de uitdagingen die er zijn.
Voorstanders van een verbod op sociale media onder de 16 jaar zien een voorbeeld in de plannen van Australië om een leeftijdsrestrictie in te voeren (Social Media Age Restrictions | eSafety Commissioner, n.d.). Die wetgeving werd gestemd in 2024, maar wordt pas vanaf december 2025 van kracht. Ondertussen wordt nog volop gewerkt aan de concrete uitvoering van die wet waaronder een lijst van sociale media waarop deze wetgeving van toepassing zal zijn, de manier waarop de leeftijdsverificatie zal gebeuren alsook hoe zo’n verbod gehandhaafd zal worden. Het in de praktijk omzetten van deze maatregel blijkt daar moeilijker dan verwacht, terwijl het gaat om een groot land met een minder complexe internationale wetgevende context zoals in de EU.
Een verbod op sociale media tot 16 jaar is een niet-effectieve maatregel. De maatregelen die nodig zijn om ze minimaal effectief te maken zijn ingrijpend en vragen heel wat investeringen qua voorbereiding, uitwerking, technische ontwikkeling, handhaving en bewustmaking. Het is wellicht belangrijker om te kijken hoe de bezorgdheden achter de voorgestelde maatregel op een effectievere manier aangepakt kunnen worden. De vraag kan gesteld worden of de middelen niet beter meteen aan begeleiding en bewustmaking kunnen worden besteed, samen met meer en betere Europese regelgeving en handhaving (AVMSD, Code of Conduct of richtsnoeren DSA, Digital Fairness Act …) voor de platformen. Bovendien zouden in zo’n oefening best meteen ook games en AI-chatbots en andere AI-interfaces meegenomen worden.
Uit onderzoek weten we het volgende.
Daarom raden we volgende acties aan.
Sociale media platformen moeten meer hun verantwoordelijkheid opnemen om een veilige omgeving aan te bieden, waar kinderen en jongeren vooral de voordelen van sociale media gebruik kunnen ervaren en zo goed mogelijk beschermd worden tegen de risico’s. Veel van die maatregelen zouden ook volwassenen ten goede komen. Maatregelen voor de platformen worden best zoveel mogelijk overkoepelend op Europees niveau genomen, zodat ze beter af te dwingen en te implementeren zijn. We roepen de Vlaamse en de federale regering dan ook op om samen met de andere lidstaten die hier werk van willen maken, werk te maken van Europees afgestemde regelgeving die platformen dwingt om echt werk te maken van het welzijn van kinderen en jongeren én de effectieve handhaving ervan, met speciale aandacht voor voor een mogelijke nieuwe Code of Conduct on age appropriate design of de richtsnoeren (o.a. over artikel 28) binnen de Digital Services Act (DSA), de Digital Fairness Act (DFA) en de evaluatie van de Audiovisual Media Services Directive (AVMSD). Andere mogelijke maatregelen zijn de volgende.
Blijf dan ook inzetten op het kindvriendelijker maken van niet alleen de digitale, maar de hele leefwereld van kinderen en jongeren.
Deze visietekst kwam tot stand in samenwerking met partners van Mediawijs en wordt onderschreven door: Child Focus, Kenniscentrum Eetexpert, Link in de Kabel, Mediaraven, Stamp Media, Pimento, Vlaamse Jeugdraad, vzw Quindo, onderzoeksgroep Law & Technology (Universiteit Gent) alsook Jory Maeyaert (coördinator Jeugdinformatie bij De Ambrassade), Prof. dr. Heidi Vandebosch (Universiteit Antwerpen), Prof. dr. Michel Walrave (Universiteit Antwerpen), Prof. dr. Gaëlle Ouvrein (Vrije Universiteit Brussel), Prof. dr. Mariek Vanden Abeele (Universiteit Gent), Marlies Van de Casteele (Universiteit Gent), Prof. dr. Tom De Leyn (Universiteit Hasselt), Prof. dr. Lara Schreurs (KU Leuven), Prof. dr. Laura Vandenbosch (KU Leuven), Prof. dr. Kathleen Beullens (KU Leuven), Lotte Vermeire (Vrije Universiteit Brussel), Prof. dr. Ike Picone (Vrije Universiteit Brussel) en Prof. dr. Wendy Van den Broeck (Vrije Universiteit Brussel).