De laatste edities van het Apestaartjaren onderzoek kenmerken zich door een steeds lagere leeftijd voor het krijgen van een eerste smartphone. Waar dat in 2018 nog 11-12 jaar was en in 2020 9,4 jaar, toont het laatste onderzoek dat kinderen op een nog vroegere leeftijd hun eerste smartphone krijgen: 8,4 jaar.
Afhankelijk van hun leeftijd gebruiken ze allerlei toestellen, die afgestemd zijn op de activiteiten die ze doen. Op jonge leeftijd kijken kinderen vnl. filmpjes, luisteren ze muziek en spelen ze games. Rond de leeftijd van 10-12 jaar komen daar heel wat nieuwe activiteiten bij, die vnl. te maken hebben met het leggen en onderhouden van sociale contacten: kinderen komen als het ware in een ‘digitale puberteit’ terecht. Ze wachten niet tot het middelbaar om zich qua mediagebruik als jongeren te gedragen, zeker als het over sociale media gaat.
De twee bovenstaande resultaten staan in schril contrast met de officiële leeftijdsgrens voor het maken van een account op sociale media platformen als TikTok, Snapchat of YouTube: 13 jaar. Sociale media tot die leeftijd verbieden (op eender welk toestel) heeft weinig zin, maar de aandacht voor mediawijsheid moet wel meer opschuiven naar het lager onderwijs. Want: in het rapport geven heel wat lagere schoolkinderen aan dat ze op school nog nooit les kregen over games, online privacy, sexting, cyberpesten, nepnieuws, reclame en het vinden van een balans in schermtijd. Willen we rekening houden met de digitale puberteit die al vroeg begint, moet er al op jongere leeftijd ingezet worden op media- en digitale vaardigheden.
Schermen of afschermen?
De meesten beginnen dan wel al vroeg aan 'schermen', gelukkig geeft 90% van de jongeren aan dat ze games en sociale media links kunnen laten liggen … als het moet, tenminste. Toch lijkt de digitale balans niet helemaal onder controle bij jongeren: